Portret van Sjaak Boezeman - Geuzenserie

In de late zomer van 1940 raakt Maassluizer Sjaak Boezeman via Arij Kop betrokken bij de Geuzen. Boezeman leidt de verzetsgroep in Maassluis en verstopt wapens in waterdicht kisten in de haven. Op 2 december wordt Boezeman gearresteerd en opgesloten in het Oranjehotel. Eerst in cel 333, vervolgens wordt hij overgeplaatst naar cel 344. 

‘Alles komt best weer op z'n pootjes terecht’

In de voering van zijn jas verbergt hij een serie brieven en kaarten aan zijn familie die echter pas jaren later worden gevonden. In zijn eerst bewaarde brief van 12 december 1940 schrijft Boezeman opgewekt:

‘Sinds ik van jullie ben weggehaald ben ik nog steeds niet verhoord. Ik ben in een cel gezet en verder niets. (…) Om mij behoeven jullie echt niet ongerust te zijn, want ik kom er wel door. Heel vaak ben ik vrolijk en opgeruimd en als ik in de put zit ben ik er heus steeds weer gauw uit. Tine, je moet niet ongerust over me zijn hoor! Alles komt best weer op z'n pootjes terecht. Als je 't te kwaad krijgt bedenk dan dat er heel veel mensen zijn die het nog veel moeilijker hebben dan wij.’

In een andere brief zegt hij te hopen op een spoedig verhoor en vrijlating.

Het eerste Geuzen slachtoffer

Op woensdagavond 8 januari 1941 om 23.05 uur slaat het noodlot toe. Boezeman wordt uit zijn cel gehaald en op het Binnenhof verhoord. Om 3.05 uur wordt hij bewusteloos en zwaargewond teruggebracht. Boezeman zou met een scheermes zijn polsen hebben doorgesneden, luidt de officiële verklaring. Twee Nederlandse bewakers horen later van Boezeman, die even bij kennis is gekomen, dat het de Duitsers waren.

De volgende ochtend wordt Boezeman dood aangetroffen in zijn cel. Hij is de eerste Geus die zijn leven verliest. De Duitsers stellen dat hij is overleden door een hartstilstand en laten snel zijn lichaam cremeren om de martelingssporen te verdoezelen. De directeur van het crematorium doorziet dit bedrog en bewaart de urn tot de bevrijding voor de familie Boezeman.

Tekst: Hjalmar Teunissen (Stadsarchief Vlaardingen), met dank aan Gertjan van de Velden.